Een if-zin bestaat uit twee delen: een hoofdzin en een bijzin die met if (als) begint.
De bijzin kan voor of achter de hoofdzin staan.
In de bijzin die met if begint wordt altijd een voorwaarde uitgedrukt.
Your health will improve if you give up smoking.
If you give up smoking your health will improve.
NB Gebruik nooit will/would in het if-gedeelte
Condition (if-zinnen)
1. In beide delen present simple (het is 100% zeker)
If you melt ice, it becomes water.
2. present simple - shall/will + hele ww (het is vrij zeker)
If you leave now, you'll be in time.
3. past simple - would + hele ww (het is nogal onzeker)
I would be glad if he came.
4. had + volt dw - would have + volt dw (het is niet gebeurd)
If she had studied, she would have passed her exam (ze heeft niet geleerd en is gezakt)
NB Dit zijn vaste combinaties. Je moet leren dat bijvoorbeeld bij een past simple, would + hele ww hoort
typen if-zinnen
Je kunt ook can, could, may, might, must, should, ought to in de hoofdzin gebruiken.
I might have given them an answer if they had asked. (normaal would have given)
He must hurry if he wants to catch this train.
In if-zinnen is de verleden tijd van to be bij alle personen were!
I would be disappointed if she weren’t in time.
if-zinnen vervolg
vergelijk de volgende zinnen
When I come to England, I'll visit you.
If I come to England, I'll visit you.
When geeft aan dat iets zeker gaat gebeuren
If geeft hier aan dat het niet zeker is dat het zal gaan gebeuren
If en When