Het gebruik van de present perfect en de past simple is eigenlijk eenvoudig.
Present Perfect: iets dat tot nu duurt of direct met het nu te maken heeft
example : I have been a teacher for 20 years now. (you are still a teacher now)
Past Simple : Alles dat afgelopen is (in het verleden ligt)
example: The ship sank in 1987.
Past Simple vs Present Perfect
Hoe kan het dan dat het juiste gebruik van deze tijden voor Nederlandse leerlingen zo'n probleem is ?
Dit komt voornamelijk doordat we in het Nederlands de tijden op een andere manier gebruiken.
Stel dat je de volgende zin moet vertalen :
Ik ben al 10 jaar taxichauffeur.
Een Nederlander ziet dat een gewone tegenwoordige tijd is gebruikt (ben) en doet automatisch hetzelfde in het Engels. Het
is daarom niet raar dat de zin wordt vertaald met :
x I am a cabdriver for ten years. x
Om dit goed te doen zul je moeten inzien dat we te maken hebben met een situatie die tot nu duurt. Je gebruikt hier dus
een present perfect. (je bent nog steeds taxichauffeur) dus de juiste vertaling is :
I have been a cabdriver for ten years.
Probleem 1
Probleem 2
In het Nederlands gebruiken we vaak zinnen zoals:
Ik ben vorige week naar de kapper geweest.
Ik heb Jan Smit gisteren gezien.
In het Nederlands gebruiken we hier een voltooid tegenwoordige tijd (present perfect) en hebben weer automatisch de
neiging dat ook in het Engels te doen.
x I have been to the hairdresser last week. x
x I have seen Jan Smit yesterday. x
Engels is simpel. Voor alles wat is afgelopen gebruik je een past. Dus correct is:
I went to the hairdresser last week.
I saw van Basten yesterday.
Probleem 3
In het nederlands gebruiken we 2 hulpwerkwoorden bij de voltooide tijd : hebben en zijn
Ik heb gegeten
Hij is gevallen
Ze zijn geslaagd
Het Engels kent maar 1 hulpwerkwoord voor de present perfect : have
Dus: Ik heb gegeten = I have eaten (dit is geen probleem)
maar: Hij is gevallen = He has fallen
en: Ze zijn geslaagd = They have passed