Tips bij het aanpakken van teksten met meerkeuzevragen
Een goede methode om de gewone multiple-choice vragen goed te beantwoorden bestaat uit vier stappen
1. lees de vraag
2. lees daarna het stuk tekst waar de vraag naar verwijst
3. bedenk nu zelf een antwoord
4. kies het antwoord dat het dichtst bij het jouwe in de buurt komt
Bij de invulvragen ga je als volgt te werk
1. lees de zinnen voor en na het ‘gat’
2. bedenk nu zelf wat er zou kunnen staan
3. kies het antwoord dat het dichtst bij het jouwe in de buurt komt
4. controleer of het antwoord logisch in de tekst past
Heb je geen idee wat het goede antwoord moet zijn dan kun je het beste eerst de ‘onzin-antwoorden’ wegstrepen. Dat maakt het overzichtelijker. Soms helpt het te bedenken of het een positief of negatief antwoord moet zijn. Weet je het nog niet dan kun je proberen naar synonymen in de tekst te zoeken. De kans is groot dat het antwoord dat een synonym uit de tekst bevat het goede antwoord is. Kom je in tekst als antwoord precies hetzelfde kernwoord tegen dan is het vaak het foute antwoord.
Blijf niet te lang piekeren over een bepaalde vraag. Lukt het echt niet laat de vraag dan even liggen. Het is echter niet zo verstandig om met het invullen van deze vragen te wachten tot je met het hele examen klaar bent. Je weet dan waarschijnlijk niet meer zo goed waar de tekst over gaat. Het is aan te raden alle vragen definitief te beantwoorden voor je aan een nieuwe tekst begint.
Als je denkt dat het goede antwoord A moet zijn ga dan niet twijfelen als je de vorige 5 vragen ook al met A hebt beantwoord. Het kan best voorkomen dat een bepaald antwoord vaak achter elkaar voorkomt. De antwoorden staan gewoon alfabetisch gerangschikt.
Let goed op titels, subtitels en voetregels bij teksten. Je weet dan al wat voor soort tekst het is (recensie, ingezonden brief, column etc.)
De meeste teksten bestaan uit drie delen :
1. de probleemstelling, meestal in de eerste alinea
2. de argumenten, in het midden
3. de conclusie, in de laatste alinea
lees met name de eerste en laatste alinea altijd zeer zorgvuldig
Scharnier of signaalwoorden geven aan hoe zinnen of gedeelten met elkaar zijn verbonden. Het is belangrijk deze te (her)kennen.
bevestiging : indeed inderdaad, sterker nog
opsomming : both….and zowel…als
neither…nor noch…noch
oorzaak / reden : for want
because, since, as omdat, daar, aangezien
conclusie : so dus
tegenstelling : but maar
however, though echter, evenwel
still, yet maar toch, evenwel
nevertheless toch, niettemin
whereas terwijl daarentegen
on the contrary integendeel
tijd : while terwijl
once zodra, als eenmaal
toevoeging : moreover, furthermore bovendien
voorbehoud : although, though ofschoon, hoewel
even though, even if ook al, zelfs al
otherwise, or else anders, zo niet
in spite of, despite ondanks
indeed, admittedly toegegeven
voorwaarde : if als, indien
unless tenzij
provided op voorwaarde dat
voorbeeld : e.g. bijvoorbeeld
Raak niet in paniek als je vreemde woorden tegenkomt. Je hebt ze niet altijd nodig om een vraag goed te kunnen beantwoorden. Probeer altijd te kijken of er in een onbekend lang woord niet iets zit wat bekend is. Soms kun je ook wel raden wat een onbekend woord kan betekenen en een enkele keer is het alleen van belang te weten of het een positief of een negatief woord is. Ook is het belangrijk de meest voorkomende voor en achtervoegsels te kennen.
in- / il- / im- / ir- niet impatient, irrelevant, indecent
mal- slecht malfunction
co- samen cooperate
counter- tegen counterproductive
pre- voor predestination
inter- tussen inter-war
post- na post-post-mortem
trans- over, door transatlantic
re- opnieuw refurnish
-ify maken justify
-ise / -ize maken humanise
neem een markeerstift mee naar het eindexamen en markeer de gedeelten waarop de vragen betrekking hebben. Vaak krijg je zo zicht op de hoofdlijn van de tekst. Markeren is ook een goed middel om toch iets nuttigs te doen als je het even niet ziet zitten.